Laatst nog kwam het weer terug in een sessie: “ik had vroeger helemaal niet door dat het bij ons thuis anders was – het wás gewoon zo.”

En wat ken ik die goed…

Toen mijn therapeut 15 jaar geleden vroeg hoe het vroeger was geweest zei ik: “ik had een super fijne, vrije en zorgeloze jeugd! Ik mocht alles!”.

En dat zij toen zij: “Liek, ik geloof er helemaal niks van. Het kán niet dat jij nu zó uitgeput voor me zit en je tóch een fijne, blije, nooit-iets-aan-de-hand-jeugd hebt gehad.”

En dat dát de eerste keer was dat ik écht keek naar die andere kant. De kant waarin verdriet, chaos en onzekerheid de boventoon voerden. Dit was de keer dat ik voor het eerst zag dat beide kanten waar waren.

Alleen in het echt zien, voelen, ervaren en vol aannemen dat beide kanten er waren en dat beide kanten voor- én tegen mij hebben gewerkt… precies daar zat mijn moment van heling, van zelf weer heel worden en het geheel der dingen integreren – ‘onder mijn arm meenemen’, noem ik het ook graag.

Wat er was, dat was er.
Wie ik ben, die ben ik.
Met m’n hele hebben en houwen.